Brenda Suykerboon

Koningin van de Nachtkeuken in Academische Boys. Een meesteres met een taart, maar nog beter met een metafysische hamer…

Ze is behoorlijk moederlijk en streeft ernaar altijd de controle te houden, waarbij ze regelmatig het denkwerk van anderen voor hen doet. Ze zorgt niet alleen voor haar vriendin Julia, maar Brenda zorgt ook voor haar bejaarde buren. Ze komt altijd op voor de kleine man, vaak meneer Knett.

Ze leest in het geheim romantische romans; een onschuldig genoegen, ondanks haar besef dat ze in wezen allemaal hetzelfde plot hebben. Uiteindelijk heeft ze genadig afstand gedaan van haar greep op Julia’s leven en heeft ze een relatie met Knett, en is ze van plan met hem mee te rijden naar Quorm.


95326 Minifigure, Hair Female Messy with Swept-up Ponytail, Side Bangs and Clip in Dark Orange

3626pb0605 Minifigure, Head Female Black Eyebrows, Right Raised, Eyelashes, Scuff Mark, Dark Orange Lips, Neutral Pattern

973pb2109c01 Torso Female Shirt with Buttons, Belt, Buckle and Patches Pattern / Dark Purple Arm Left with Dark Pink Patch / Dark Purple Arm Right / Lime Hands

983 Hand in Yellow (2x)

3678bpb036 Slope 65 2 x 2 x 2 with Bottom Tube with Minifigure Dress / Skirt / Robe, HP Professor Sprout with Pockets Pattern

voetnoten

Brenda slaapt in een oeroud ijzeren ledikant.*

Dat wil zeggen dat Brenda officieel in het oude ijzeren ledikant slaapt. In werkelijkheid slaapt ze voornamelijk in een reusachtige, oude leunstoel in de Nachtkeuken, waar ze de kunst van het toekunnen zonder echte slaap vrijwel geheel onder de knie heeft gekregen. Er zijn zoveel kruimels, lepels, plukjes korstdeeg, boeken en gemorst drinken langs de kussens van die stoel weggezakt dat hij inmiddels heel goed een kleine, bloeiende beschaving zou kunnen herbergen.
Academische Boys, p. 9
en bij Brenda zelf een gevoel van voldoening* over het feit dat ze haar grootste en dikste onderbroek aan had,

Dat werd wel iets minder toen ze besefte dat geen van de toeschouwers ook maar enige poging tot gedonderjaag had gewaagd.
Academische Boys, p. 341